Actieve werkvorm

Peer Instruction

Peer Instruction is een didactische methode die is ontwikkeld door Prof. Eric Mazur aan de Harvard-universiteit. Het is ontworpen om studenten te betrekken bij hun leerproces door middel van peer-to-peer-discussie en -interactie waarbij een afwisseling plaatsvindt van theorie/instructie en interactie aan de hand van zogenaamde ConcepTests.

Het aantal ConcepTests dat je tijdens een college van 1 uur kunt behandelen hangt af van verschillende factoren, zoals de complexiteit van de onderwerpen en het niveau van de studenten. Over het algemeen wordt aanbevolen om niet meer dan 3-5 ConcepTests per uur te behandelen, zodat er voldoende tijd overblijft voor de introductie van het onderwerp, het bespreken van de antwoorden, en het geven van uitleg en verdere verduidelijking.

Uitvoering

De methode bestaat uit verschillende stappen:

  1. Presenteren van een concept: De docent presenteert een nieuw concept aan de studenten. Dit kan gebeuren via een lezing, een video of een artikel.
  2. Multiple choice-vraag – ConcepTest: De docent stelt vervolgens een multiple choice-vraag over het gepresenteerde concept. Deze vraag moet uitdagend genoeg zijn om discussie te stimuleren, maar niet te moeilijk om te beantwoorden. Belangrijk is dat zo mogelijk veelvoorkomende misconcepties onderdeel zijn van de vraag cq. de afleiders.
  3. Stemmen: Elke student beantwoordt de vraag individueel met behulp van bijvoorbeeld Mentimeter. De docent toont de verdeling van de scores maar geeft nog niet aan wat het correct antwoord is. Dit stelt de docent in staat om te zien hoeveel studenten het concept begrijpen en hoeveel er moeite mee hebben. De docent geeft daarna aan om de discussie te starten.
  4. Discussie: De studenten worden dan in groepen verdeeld om de vraag met elkaar te bespreken en hun antwoorden te vergelijken. Dit geeft studenten de kans om met elkaar te praten over hun denkproces en te leren van hun medestudenten. Het eenvoudigst kan dit door studenten in groepen van 2 personen in te delen omdat dit ervoor zorgt dat iedereen meedoet. Bij voorkeur worden studenten aan elkaar gekoppeld die verschillende antwoorden gaven. Mocht dat ingewikkeld zijn, koppel dan ‘buren’ aan elkaar. Studenten kunnen studenten naast hen kiezen of voor of achter hen.
  5. Herstemming: Na de discussie stemmen de studenten opnieuw op dezelfde vraag. Dit geeft de docent inzicht in hoeveel studenten hun antwoord hebben veranderd na de discussie.
  6. Bespreking: Als voldoende studenten het correcte antwoord geven, kun je als docent de juiste antwoorden en de redeneringen achter de juiste antwoorden nog een keer bespreken. Dit stelt studenten in staat om te leren van hun fouten en hun begrip van het concept te verbeteren. Als nog te weinig studenten het correcte antwoord hebben gekozen kun je als docent ervoor kiezen om de studenten nog een keer met elkaar de discussie aan te gaan. Belangrijk is dat in ieder geval misconcepties bij studenten duidelijk gemaakt en weggenomen worden.

Valkuilen

Op de website van KU Leuven worden de volgende valkuilen beschreven bij het toepassen van Peer Instruction:

  1. Onvoldoende tijd: Als er onvoldoende tijd wordt besteed aan het bespreken van de antwoorden en het debatteren over de concepten, kan dit leiden tot een oppervlakkige discussie. Docenten moeten ervoor zorgen dat er voldoende tijd is voor de discussie en dat de groepen klein genoeg zijn om interactie te stimuleren.
  2. Te moeilijke vragen – ConcepTest: Een ConcepTest is een korte, multiple choice-vraag die is ontworpen om te controleren of studenten een concept begrijpen voordat er dieper op ingegaan wordt. Ideale vragen adresseren veelvoorkomende misconcepties en waarom het antwoord correct of incorrect is. De vragen moeten uitdagend zijn, maar ook haalbaar. Het is daarom belangrijk om de vragen zorgvuldig te formuleren en te testen voordat ze worden gebruikt in de klas. Als de vragen te moeilijk zijn, kan dit leiden tot frustratie en demotivatie bij de studenten.
  3. Het niet effectief begeleiden van de discussie: Het niet effectief begeleiden van de discussie tussen studenten kan leiden tot tijdverspilling en onduidelijkheid. Docenten moeten daarom zorgen voor duidelijke instructies over hoe studenten met elkaar moeten discussiëren en ervoor zorgen dat de discussie gericht blijft op het onderwerp. Zorg ook voor een veilig leerklimaat.
  4. Onduidelijke uitleg en toelichting op de vragen: Het niet op de juiste manier geven van uitleg over het juiste antwoord en eventuele misconcepties kan leiden tot verwarring en kan het leerproces verstoren. Docenten moeten daarom ervoor zorgen dat de uitleg duidelijk en begrijpelijk is voor de studenten.
  5. Gebrek aan variatie: Het gebruik van dezelfde vraagformaten en discussietechnieken kan leiden tot verveling en desinteresse bij studenten. Het is belangrijk om variatie in te bouwen in de vraagformaten en discussietechnieken om de betrokkenheid van de studenten te behouden.
  6. Technische problemen: Het gebruik van technologie, zoals clickers of online platforms, kan leiden tot technische problemen. Het is daarom belangrijk om te zorgen voor voldoende training en ondersteuning voor de studenten en om alternatieve methoden te hebben voor het geval de technologie niet werkt.

Het is belangrijk dat docenten zich bewust zijn van deze valkuilen en proactief werken aan het minimaliseren van hun impact om ervoor te zorgen dat Peer Instruction effectief en succesvol is.

Goede peer-instructievragen maken – ConcepTests

De meerkeuzevragen die centraal staan bij peer instruction worden ook wel “ConcepTests” genoemd. Deze vragen zijn gericht op sleutelconcepten met betrekking tot de cursusinhoud. Het moeten geen op feiten gebaseerde vragen zijn, maar eerder vragen waarbij de studenten een recent onderwezen concept moeten toepassen of onderzoeken. Eric Mazur stelt voor dat de meerkeuzevragen:

  • Zich richten op één belangrijk concept, idealiter overeenkomend met een veel voorkomende moeilijkheid voor de studenten.
  • Echt nadenken vereisen, niet alleen getallen in vergelijkingen stoppen.
  • Eén goed antwoord hebben, maar de andere antwoorden (de foute) moeten aannemelijk lijken of een misverstand weergeven dat vaak bij studenten ontstaat.
  • Duidelijk en direct geformuleerd zijn.
  • Niet te gemakkelijk of te moeilijk zijn.

ConceptTest voorbeeldvraag: The Falling Bucket

Het volgende voorbeeld van een ConceptTestvraag en -antwoord komt van een natuurkundevak.

Question: When a hole is made in the side of a cola can holding water, water flows and follows a parabolic trajectory. If the container is dropped in free fall, the water will:

  1. diminish
  2. stop altogether
  3. go out in a straight line
  4. curve upward
the-falling-bucket-the-falling-bucket-1-diminish-1

In dit voorbeeld staat het correcte antwoord naast de vraag voor duidelijkheid, en er wordt een korte toelichting op het antwoord gegeven.

the-falling-bucket-the-falling-bucket-1-diminish-2

ChatGPT kan eenvoudig gebruikt worden om ConcepTests te genereren. Controleer ze natuurlijk zelf heel goed.

Psychologie

Een voorbeeld van een ConcepTest in de psychologie zou kunnen gaan over klassieke conditionering en de timing van stimuli. De vraag kan bijvoorbeeld zijn:

“Als je een hond wilt trainen om te kwijlen bij het geluid van een bel, welke timing van het geluid van de bel ten opzichte van de presentatie van het voedsel zou het meest effectief zijn?”

De mogelijke antwoorden zijn:

a) Het geluid van de bel moet tegelijkertijd met de presentatie van het voedsel plaatsvinden.
b) Het geluid van de bel moet na de presentatie van het voedsel plaatsvinden.
c) Het geluid van de bel moet voorafgaand aan de presentatie van het voedsel plaatsvinden.
d) Het maakt niet uit wanneer het geluid van de bel wordt afgespeeld.

Het correcte antwoord is c) Het geluid van de bel moet voorafgaand aan de presentatie van het voedsel plaatsvinden, omdat dit het meest effectief is bij het creëren van een geconditioneerde respons. Dit komt doordat het geluid van de bel als een neutrale stimulus fungeert totdat het wordt geassocieerd met het voedsel, waardoor het een geconditioneerde stimulus wordt. Door de timing van de stimuli te manipuleren, kan de sterkte van de associatie tussen de stimuli worden beïnvloed, waardoor een effectievere conditionering plaatsvindt.

Biologie

Een moeilijker voorbeeld van een ConcepTest in de biologie zou kunnen gaan over genetica en overerving. De vraag kan bijvoorbeeld zijn:

“Een man en een vrouw zijn beide heterozygoot voor een gen dat codeert voor een bepaalde eigenschap. Wat is de kans dat hun kind homozygoot recessief zal zijn voor deze eigenschap?”

De mogelijke antwoorden zijn:

a) 0%
b) 25%
c) 50%
d) 75%

Het correcte antwoord is b) 25%. Dit komt doordat de man en vrouw beiden heterozygoot zijn, wat betekent dat ze beide een dominant en een recessief allel hebben voor het betreffende gen. Bij de vorming van de geslachtscellen (gameten) worden deze allelen gescheiden, zodat elke gameet slechts één allel bevat. De kans dat een gameet van de vader het recessieve allel bevat is 1/2, en de kans dat een gameet van de moeder het recessieve allel bevat is ook 1/2. De kans dat beide gameten het recessieve allel bevatten, is daarom 1/2 x 1/2 = 1/4, ofwel 25%. Als het kind beide recessieve allelen erft, zal het homozygoot recessief zijn voor de eigenschap.

Het begrijpen van genetica en overerving kan voor studenten lastig zijn vanwege de complexiteit van het onderwerp en de vele factoren die een rol spelen. Door middel van een ConcepTest zoals deze kunnen studenten hun begrip van de belangrijkste concepten testen en hun misconcepties identificeren, zodat de docent indien nodig verdere uitleg kan geven.

Referenties

  • Crouch, C. H., & Mazur, E. (2001). Peer instruction: Ten years of experience and results. American Journal of Physics, 69(9), 970-977.
  • Crouch, C. H., Watkins, J., Fagen, A. P., & Mazur, E. (2007). Peer instruction: Engaging students one-on-one, all at once. Research-Based Reform of University Physics, 1.
  • Lambert, C. (March-April 2012). Twilight of the lecture. Harvard Magazine.
  • Porter, L., Lee, C. B., Simon, B., & Zingaro, D. (2011). Peer instruction: Do students really learn from peer discussion in computing? Proceedings of the Seventh International Workshop on Computing Education, pp. 45-52.
  • Smith, M. K., Wood, W. B., Adams, W. K., Wieman, C., Knight, J. K., Guild, N., & Su, T. T. (2009). Why peer discussion improves student performance on in-class concept questions. Science, 323(5910), 122-124.

Meer weten?

Nederlandse bronnen

VU Taxonomie?

Kennisbasis
Opleidingsspecifieke kennis en vaardigheden

Welke totale groepsgrootte?

Meer dan driehonderd
Meer dan honderd
Tussen vijftig en honderd
Tot vijftig
Tot vijfentwintig

Welke activiteitsgroepsgrootte?

Groepsgewijs (2-4 pers)

Peer Instruction Meer lezen »

Think-pair-share

De Think-Pair-Share-techniek is een activerende onderwijsvorm waarbij studenten in 10 minuten tot 15 minuten in drie stappen op een gestructureerde manier over een probleem nadenken. Het kan ook een stelling, moeilijk concept of een controversiële of moeilijke vraag uit een toets zijn.

Deze activiteit kan worden gebruikt aan het begin, tijdens of aan het eind van een college. Aan het begin van een college of werkgroep kan het dienen om snel betrokken te raken bij de stof. Aan het eind van het college kan de studenten worden gevraagd of zij, op basis van nieuwe inzichten en informatie die zij tijdens het college hebben gekregen, hun standpunt op de een of andere manier hebben bijgesteld. Zij kunnen dit bespreken met dezelfde student als aan het begin van het college, of het individueel opschrijven.

Aan de slag

  1. Start. Introduceer de opdracht en geef aan wat je van de studenten verwacht en hoe lang ze er de tijd voor hebben. Vertel dat ze na afloop hun resultaten met de andere studenten zullen delen.
  2. Verdeel de studenten in groepjes van twee. Het gemakkelijkste is om ze direct met hun buurman of buurvrouw te laten praten. Maar soms wil je misschien juist dat de studenten ook eens met andere personen van gedachten wisselen. Een eenvoudige techniek zodat studenten niet altijd met dezelfde groepsleden samenwerken, is het nummeren van de studenten en hen dan vragen om een groep te vormen met dezelfde nummers. Zijn de studenten nog wat onzeker of voelen ze zich niet veilig? Besteed daar dan eerst aandacht aan. Zie bijvoorbeeld deze onderwijstip.
  3. Denkfase (Think). De studenten werken zelfstandig en concreet aan hun gedachten en argumenten en kunnen deze opschrijven. Neem hier drie a vier minuten voor. Geef een duidelijk signaal dat studenten naar de volgende fase kunnen gaan.
  4. Paar-fase (Pair). De studenten bespreken hun antwoord met een medestudent. Neem hier ook zo’n vijf minuten voor. 
  5. Deelfase (Share). Vraag alle studenten om hun antwoorden en betrek de studenten in een ruimere discussie waarin de verschillende perspectieven aan bod komen. Neem hier ook zo’n vijf minuten voor.
  6. Rond positief af. Zie deze didactische tip.

Mentimeter kan nuttig zijn in de deelfase om snel centraal alle antwoorden, meningen en observaties te verzamelen en delen.

Een uitgebreidere vorm van de Think-Pair-Share-techniek is de Peer Instruction-techniek waarbij studenten halverwege de opdrachten hun antwoord kenbaar maken. Je kan besluiten of ze inmiddels al voldoende kennis hebben verworven of dat er nog een deelronde nodig is.

Een iets eenvouidger vorm van de Think-Pair-Share techniek is de Buzz group.

Mixed Classroom fase?

Fase 2: Betrekken

Mixed Classroom strategiën?

De illusie van beheersing wegnemen

Voor welke totale groepsgrootte?

Meer dan honderd
Tussen vijftig en honderd
Tot vijftig
Tot vijfentwintig

Voor welke uitvoering: Individueel en/of groepsgewijs?

Groepsgewijs (2-4 pers)

Best practice van een specifieke faculteit?

Geen

Think-pair-share Meer lezen »

Legpuzzel expertoefening (Eng: Jigsaw)

Wil je studenten graag laten samenwerken en hun verantwoordelijkheid laten nemen tijdens de onderwijsbijeenkomst? Probeer dan zeker eens de activerende werkvorm jigsaw! Een jigsaw (of legpuzzel) is een opdracht waarbij studenten experts worden over één aspect van een onderwerp, en vervolgens hun expertise delen met anderen. Studentengroepen krijgen elk een ander ‘puzzelstukje’: een ander stukje informatie dat nodig is om een probleem op te lossen/een zaak aan te pakken. Met de jigsaw-techniek delen studenten de meeste informatie in kleine groepjes, dit helpt om klassieke colleges te vermijden. De jigsaw -techniek is heel geschikt om studenten intensief informatie te laten bestuderen en verschillende perspectieven op fenomenen te onderzoeken. Ze oefenen ook in het helder onder woorden brengen van de informatie.

  • Type: een kortdurende groepsopdracht.
  • Geschikt voor: grote colleges, maar ook kleine werkgroepen – bij voorkeur kunnen de groepjes aan hun eigen tafel zitten of staan.
  • Tijdsbesteding tijdens een onderwijsbijeenkomst: tien tot twintig minuten.
  • Groepsgrootte: drie tot zes.
  • Voorbereidingstijd: minder dan een half uur

Beperking: de inhoud van de cursus moet zich wel lenen om informatie goed naast elkaar of tegenover elkaar te kunnen leggen. Bijvoorbeeld perspectieven van verschillende schrijvers, onderzoekers, filosofen of denkscholen (zoals politieke stromen, blauwe versus rode organisaties ) op een bepaald thema. Of perspectieven van verschillende soorten studentgroepen (bijvoorbeeld internationale studenten  ten opzichte van de klassieke vwo-instroom uit Nederland – Zie het Mixed Classroom model). Jigsaw is dus niet geschikt voor concepten die op elkaar voortbouwen.

Aan de slag

  1. Start. Introduceer de opdracht en geef aan wat je van de studenten verwacht en hoe lang ze er de tijd voor hebben.
  2. Groepsindeling.
    1. In de face-to-face onderwijssetting: deel de studenten in, in groepen van drie tot zes studenten. Een eenvoudige techniek zodat studenten niet altijd met dezelfde groepsleden samenwerken, is het nummeren van de studenten en hen dan vragen om een groep te vormen met dezelfde nummers. Een handige manier om verschillende gebieden van deskundigheid toe te wijzen is het uitdelen van hand-outs op verschillende kleuren papier.
    2. In de blended setting: deel de groepen vooraf in via Canvas en verdeel de literatuur of probleembeschrijvingen over deze groepen. Geef aan hoe ze zich precies moeten voorbereiden.
  3. Verdelen informatieWijs elke subgroep een verschillend deelonderwerp (stukje) van het onderwerp toe. Verdeel deze informatie of maak het online beschikbaar. 
  4. Eerste studiefase. Het is nu de taak van elke subgroep om expertise te ontwikkelen over het deelonderwerp door literatuur te bestuderen, te brainstormen, ideeën te ontwikkelen en, als de tijd het toelaat, onderzoek te doen. Zorg dat studenten van de subgroepen bij elkaar gaan zitten (in een online of blended situatie kan dat ook met bijvoorbeeld Zoom). De studenten bespreken eerst de manier waarop ze de informatie willen bestuderen en onderling bespreken. Maak duidelijk aan de studenten dat zij verantwoordelijk zijn voor de kennisoverdracht naar hun medestudenten. Neem hier ook zo’n vijf minuten voor. Daarna start het studeren en bespreken.
  5. Wisselfase. Zodra de studenten deskundig zijn op een bepaald deelonderwerp, wissel je de groepen, zodat de leden van elke nieuwe groep een ander deskundigheidsgebied hebben. 
  6. Tweede studiefase. De studenten bespreken eerst weer de manier waarop ze de informatie willen behandelen . Daarna start het bespreken. Ieder lid deel zijn expertise die in de eerste studiefase is opgebouwd.
  7. Monitoring. Het is belangrijk om na te gaan in hoeverre de studenten de inhoud begrijpen en beheersen. Loop rond in het lokaal. Zo is de drempel om vragen te stellen lager en kan je foute interpretaties opvangen. Werk waar nodig met extra ondersteunend materiaal. Je kan bijvoorbeeld expertsheets maken met richtvragen zodat de experts een neerslag hebben om op terug te vallen tijdens de jigsawgroep. Je kan ook een checklist aanbieden zodat de studenten de kernelementen kunnen dubbelchecken.  
  8. Afronding en terugkoppeling. Vraag aan een paar groepen om hun belangrijkste bevindingen plenair toe te lichten: wat was het belangrijkste gesignaleerde probleem, wat zijn de belangrijkste conclusies?
  9. Versterking. Een mogelijk nadeel van de methode is dat de studenten slechts oppervlakkig kennis verwerven van de onderwerpen waarop ze geen expert zijn. Om dit te voorkomen kun je direct erna een kennisquiz houden met bijvoorbeeld Mentimeter. Een uitgebreidere vorm is een verslag dat ze later inleveren – een echt volledige puzzel over het onderwerp.

Praktijkvoorbeeld van jigsaw op de VU 

Meer weten? Bekijk onderstaande bronnen

Zie ook de beschrijving van deze techiek op vu.nl.

VU Taxonomie?

Kennisbasis
Opleidingsspecifieke kennis en vaardigheden
Interpersoonlijke vaardigheden
Gesproken communicatie

Welke totale groepsgrootte?

Tussen vijftig en honderd
Tot vijftig
Tot vijfentwintig

Welke activiteitsgroepsgrootte?

Groepsgewijs (2-4 pers)
Groepsgewijs (5-12 pers)

Legpuzzel expertoefening (Eng: Jigsaw) Meer lezen »

Argumentatieschema (argumentatieopdracht)

Met een argumentatieopdracht kun je de vaardigheid van studenten op het gebied van argumentatie en logsich redeneren stimuleren en beoordelen. Argumenteren en logisch redeneren zijn vaardigheden die een belangrijke rol spelen om als professional en burger een volwaardige en verantwoordelijke rol te spelen in de maatschappij. Zeker voor maatschappelijke verschijnselen waarbij sprake is van dilemma’s en optimalisatieproblemen waarbij er geen oplossingen zijn die voor alle stakeholders acceptabel zijn. Argumenatieopdrachten kunnen goed gebruikt worden om deze vaardigheid van studenten te toetsen.

Het maken van een argumentenschema (Eng: argument mapping) is essentieel voor gevorderd kritisch denken. Zonder schema is het heel moeilijk om duidelijk te zijn over de structuur van besluitvorming (bijv. bij dilemma’s) of bewijsmateriaal voor conclusies; en zonder die duidelijkheid schieten kritische reactie.

Uitvoering

Een argumentenschema kan zowel individueel als in een groep worden gemaakt. Het kan zowel tijdens een onderwijsbijeenkomst worden gemaakt op een flip-over of via een online systeem zoals Padlet of Kialo. Maar het kan ook als een voorbereidingsopdracht voor een werkgroep of college worden opgegeven.

Hieronder worden enkele tips opgesomd die kunnen helpen bij het ontwerpen van een effectieve argumentatieopdracht:

  1. Kies een relevant en controversieel onderwerp: Een goede argumentatieopdracht moet betrekking hebben op een onderwerp dat relevant is voor de studenten en dat hen uitnodigt om hun mening te geven. Het is belangrijk dat het onderwerp controversieel genoeg is om verschillende meningen te genereren. Bijvoorbeeld: “Genderneutrale toiletten: Moeten ze standaard zijn?” of “Dierproeven moeten worden verboden” of “Als het wetenschappelijk mogelijk is, moeten mensen dan onsterfelijk worden?”. Kijk ook bij techieken voor de Mixed Classroom om verschillende perspectieven naar boven te halen. Of bij opdrachten in het kader van A Broader Mind for Students.
  2. Gebruik software zoals Kialo om studenten te leren schematiseren en gezamenlijk aan het schema te laten werken. Deze software dwingt de student ook om duidelijke argumenten voor of tegen een stelling te formuleren en daarbinnen weer subargumenten. Het kan heel goed worden ingezet om tot heel uitgebreide behandeling te komen van probleemoplossing en dilemma’s.
  3. Geef duidelijke instructies: Het is belangrijk om duidelijke instructies te geven over wat er van de studenten wordt verwacht. Geef aan wat voor soort argumentatie er vereist is, bijvoorbeeld deductief of inductief. Specificeer ook de lengte en de vorm van de opdracht. Je kan kiezen om uiteindelijk allen een schematische weergave te laten inleveren, maar je kan het uitbreiden door het te gieten in een essay, tekst of presentatie.
  4. Geef voorbeelden: Het geven van voorbeelden van goede argumentatie kan studenten helpen te begrijpen wat er van hen wordt verwacht. Zorg ervoor dat de voorbeelden relevant zijn voor het onderwerp van de opdracht.
  5. Moedig onderzoek aan: Studenten moeten worden aangemoedigd om onderzoek te doen naar het onderwerp van de opdracht. Dit zal hen helpen om hun argumenten te onderbouwen en te versterken met feiten en statistieken.
  6. Bouw feedbackstappen in: Het geven van feedback op de opdracht kan studenten helpen om hun vaardigheden op het gebied van argumentatie en redeneren te verbeteren. Zorg ervoor dat de feedback constructief is en gericht is op het verbeteren van de argumentatievaardigheden van de studenten.
  7. Geef ruimte voor verschillende perspectieven: Het is belangrijk om studenten aan te moedigen om verschillende perspectieven op het onderwerp te onderzoeken en te overwegen. Dit zal hun denkvaardigheden en begrip van het onderwerp vergroten.

Kialo is een goede tool voor het schematiseren en oefenen en verbeteren van argumentatievaardigheden. En als docent kun je het proces ook precies volgen en een boordeling voor toetsdoeleinden op baseren. Hier zijn een paar redenen waarom:

  1. Structuur: Kialo biedt een duidelijke en gestructureerde interface voor het opzetten van argumentatieve stukken. Het heeft een boomstructuur die het gemakkelijk maakt om argumenten en subargumenten te organiseren en te ordenen. Dit helpt bij het creëren van een overzichtelijke en logische argumentatiestructuur.
  2. Samenwerking: Kialo is ontworpen voor samenwerking, waardoor studenten kunnen samenwerken aan argumentatieve stukken en feedback kunnen geven op elkaars argumenten. Dit bevordert een gezamenlijke aanpak en kan studenten helpen om te leren hoe ze opbouwende feedback kunnen geven en ontvangen.
  3. Beoordeling: Kialo heeft een ingebouwd beoordelingssysteem waarmee studenten de argumenten van anderen kunnen beoordelen op basis van de kwaliteit van de argumentatie. Dit kan studenten helpen om beter te begrijpen wat een goede argumentatie is en hen helpen om betere argumenten te formuleren.
  4. Onderzoek: Kialo heeft een ingebouwde zoekfunctie waarmee studenten gemakkelijk relevante informatie kunnen vinden en integreren in hun argumenten. Dit kan studenten helpen bij het doen van onderzoek en het vinden van ondersteunend bewijs voor hun argumenten.

Meer weten?

Zie ook: https://www.reasoninglab.com/critical/argument-mapping/,

Zie ook: Boomdiagram, Debat, Elevator pitch, Rollenspel.

Tools: Kialo Edu, Rationale, Padlet.

VU Taxonomie?

Opleidingsspecifieke kennis en vaardigheden
Open geest
Geschreven communicatie
Reflexieve houding en verantwoordelijkheid

Welke totale groepsgrootte?

Meer dan honderd
Tussen vijftig en honderd
Tot vijftig
Tot vijfentwintig

Welke activiteitsgroepsgrootte?

Individueel
Groepsgewijs (2-4 pers)
Groepsgewijs (5-12 pers)

Argumentatieschema (argumentatieopdracht) Meer lezen »

Buzzgroep, zoemgroep, buzzduo’s

Een buzz group (of ‘zoemgroep’) is een activerende onderwijsvorm waarbij studenten in 5 tot 10 minuten op een gestructureerde manier over een probleem nadenken.

De buzzgroep techniek is heel geschikt om studenten intensief na te laten denken over een standpunt, stelling, dilemma, centraal of moeilijk concept uit de stof of een controversiële of moeilijke vraag uit een toets. Studenten verkennen elkaars standpunt en wisselen kennis en gezichtspunten uit.

Deze activiteit kan worden gebruikt aan het begin, tijdens of aan het eind van een college. Aan het begin van een college of werkgroep kan het dienen om snel betrokken te raken bij de stof. Aan het eind van het college kan de studenten worden gevraagd of zij, op basis van nieuwe inzichten en informatie die zij tijdens het college hebben gekregen, hun standpunt op de een of andere manier hebben bijgesteld. Zij kunnen dit bespreken met dezelfde student als aan het begin van het college, of het individueel opschrijven.

Kenmerken

  • Type: kortdurende groepsopdracht
  • Geschikt voor: grote colleges, maar ook kleine werkgroepen
  • Tijdsbesteding tijdens een onderwijsbijeenkomst: 5 tot 15 minuten
  • Groepsgrootte: 2 tot 5
  • Voorbereidingstijd: minder dan een half uur

Uitvoering

  1. Start: Introduceer de opdracht en geef aan wat er van de studenten wordt verwacht en hoe lang ze er voor hebben. Geef aan dat je na afloop van elke groep (of een paar groepen die je aan zal wijzen) hun reaktie zal vragen.
  2. Deel de studenten in in groepen. Een eenvoudige techniek opdat studenten niet altijd met dezelfde mede-studenten samenwerken, is het nummeren van de studenten en hen dan vragen om een groep te vormen met dezelfde nummers. Als de studenten nog ietwat onzeker zijn of zich niet veilig voelen probeer dan eerst dat punt te adresseren. Zie bijvoorbeeld deze onderwijstip.
  3. Groepsfase. De studenten bespreken de wijze waarop ze de opdracht willen bespreken en vervolgens het probleem dat door de docent is voorgelegd. Neem hier ook zo’n 5 minuten voor. 
  4. Deelfase (Share). De docent vraagt alle studenten om hun antwoorden en betrekt de studenten in een ruimere discussie waarin de vele verschillende perspectieven aan bod komen. Als er veel groepen zijn, wijs dan als docent zelf een paar studenten(groepjes) aan om reacties te verzamelen. Neem hier ook zo’n 5 minuten voor. Mentimeter kan nuttig zijn in de deelfase om snel centraal alle antwoorden/meningen/observaties te verzamelen en delen.
  5. Rond af.

Een uitgebreidere vorm van een Buzz group is de Think-Pair-Share techniek waarbij studenten eerst zelf na moeten denken over een respons. Of de Peer Instruction techniek waarbij studenten halverwege de opdrachten hun antwoord kenbaar maken en de docent kan besluiten of de studenten inmiddels al voldoende kennis hebben verworven of er nog een deelronde moet volgen.

Mixed Classroom fase?

Fase 2: Betrekken

Mixed Classroom strategiën?

De illusie van beheersing wegnemen

Voor welke totale groepsgrootte?

Meer dan honderd
Tussen vijftig en honderd
Tot vijftig
Tot vijfentwintig

Voor welke uitvoering: Individueel en/of groepsgewijs?

Groepsgewijs (2-4 pers)

Best practice van een specifieke faculteit?

Geen

Buzzgroep, zoemgroep, buzzduo’s Meer lezen »

Presentatie

Een presentatie als toetsvorm is een vorm van evaluatie waarbij je de studenten beoordeelt op hun vermogen om een mondelinge presentatie te geven en hun ideeën helder te communiceren. Denk bijvoorbeeld aan een toespraak over een actueel onderwerp in de groep, een individuele presentatie over een onderzoeksonderwerp, een groepspresentatie over een zakelijk plan of een publieke verdediging van een scriptie. De presentatie kan verschillende doelen hebben zoals: informeren over een bepaald onderwerp, onderzoeksresultaten delen, motiveren of inspireren, overtuigen van een standpunt, delen van een persoonlijke ervaring, groei of reflectie, of delen van toekomstplannen en ambities. 

Je kunt daarbij toetsen op verschillende aspecten zoals:

  • Inhoud – de studenten moeten de juiste en complete informatie presenteren over het onderwerp.
  • Structuur – de studenten moeten de presentatie goed opbouwen en logisch presenteren.
  • Presentatievaardigheden – de studenten moeten duidelijk en enthousiast spreken, goed gebruikmaken van beeldmateriaal en een professionele uitstraling hebben.
  • Communicatievaardigheden – de studenten moeten hun ideeën duidelijk en overtuigend presenteren en in staat zijn om vragen van het publiek adequaat te beantwoorden.

Om een toespraak als toetsvorm in te zetten kun je het volgende doen:

  1. Stel duidelijke beoordelingscriteria op, zoals presentatievaardigheden, communicatievaardigheden, inhoud en structuur van de presentatie.
  2. Geef de studenten voldoende tijd om zich voor te bereiden en de presentatie voor te bereiden.
  3. Bied aan om de presentatie op te nemen voor nadere analyse.
  4. Geef de studenten voldoende tijd om hun presentatie te geven en stel ze gerichte vragen om hun kennis en begrip te testen.
  5. Beoordeel objectief en geef constructieve feedback aan de studenten.

Meer weten?

Zie ook: Elevator pitch, Mondeling, Verdediging.

VU Taxonomie?

Gesproken communicatie

Welke totale groepsgrootte?

Tussen vijftig en honderd
Tot vijftig
Tot vijfentwintig

Welke activiteitsgroepsgrootte?

Individueel
Groepsgewijs (2-4 pers)
Groepsgewijs (5-12 pers)

Presentatie Meer lezen »

Posterpresentatie (symposium)

Een posterpresentatie is een (analoge of digitale) visuele presentatie die wordt gebruikt om onderzoeksresultaten, concepten of gegevens op een overzichtelijke en aantrekkelijke manier te presenteren en deze gemakkelijker te begrijpen maakt. Denk aan een posterpresentatie over de resultaten van een onderzoeksproject, een nieuwe theorie of concept, de analyse van een casus of de evaluatie van een bestaand beleid of programma. Deze toetsvorm is een effectieve manier om studenten te beoordelen op hun onderzoeksvaardigheden, presentatievaardigheden en communicatieve vaardigheden.

Het organiseren van een posterconferentie voor studenten kan heel goed fungeren als een interessante en levendige afsluiting van het onderwijsonderdeel (bijv. een onderzoeksproject) waar de poster het uiteindelijke resultaat van is. Bij elke poster kan de student (of het groepje) gevraagd worden een elevator pitch doen of een presentatie verzorgen waarbij de poster de ‘praatplaat’ vorm. Zo kunnen direct aanvullende communicatievaardigheden worden getoetst.

Een posterconferentie kan ook goed online worden georganiseerd met Gather.town.

Studenten kunnen posters maken met eenvoudige Office software zoals Powerpoint.

Een PICO-presentatie is een specifieke vorm van posterpresentatie die wordt gebruikt in de gezondheidszorg om de resultaten of analyse van een onderzoek of medisch onderwerp te presenteren. De presentatie moet helder en aantrekkelijk zijn, met gebruik van afbeeldingen, grafieken en tabellen om de resultaten van het onderzoek te verduidelijken. Hierbij worden de belangrijkste bevindingen duidelijk weergegeven en onderbouwd met wetenschappelijke referenties. Hierbij wordt het acroniem PICO gebruikt om de belangrijkste aspecten van de onderzoeksvraag samen te vatten en identificeren, namelijk:

  • P – patiënt, probleem of populatie die wordt onderzocht
  • I – interventie of behandeling die wordt onderzocht
  • C – controle of comparison (vergelijking) met een andere interventie of behandeling
  • O – outcomes, het resultaat of effect dat wordt gemeten

Om een poster- of PICO-presentatie in te zetten als toetsvorm kun je het volgende doen:

  • Geef studenten specifieke onderwerpen of onderzoeksvragen die ze moeten onderzoeken en presenteren.
  • Stel duidelijke richtlijnen en formaten voor de poster- of PICOpresentatie vast, waaronder de grootte en de informatie die moet worden opgenomen.
  • Geef studenten voorbeelden van goede posters uit eerdere jaren.
  • Bied eventueel een beoordelingsformulier aan, zodat je studenten kunt beoordelen op basis van specifieke criteria, zoals de helderheid van de presentatie, de kwaliteit van de onderzoeksmethoden en de originaliteit van de conclusies.

Meer weten?

Zie ook: Mondeling, Verdediging, Elevator pitch, Onderzoeksproject.

Tools: Gather, PowerPoint.

VU Taxonomie?

Gesproken communicatie
Geschreven communicatie
Reflexieve houding en verantwoordelijkheid

Welke totale groepsgrootte?

Meer dan honderd
Tussen vijftig en honderd
Tot vijftig
Tot vijfentwintig

Welke activiteitsgroepsgrootte?

Individueel
Groepsgewijs (2-4 pers)

Posterpresentatie (symposium) Meer lezen »

Conceptmap, boomdiagram, schema, venndiagram, tijdlijn

Een boomdiagram, schema, venndiagram, conceptmap of tijdlijn zijn grafische hulpmiddelen die relaties, processen, concepten en hiërarchische structuren visualiseren. Je kunt ze inzetten door individueel of in groepjes aan je studenten te vragen om er één te maken over een bepaald onderwerp of concept uit het leermateriaal. Zo krijg je inzicht in de kennis en het begrip van de studenten over het onderwerp en kun je gericht feedback geven op de structuur en inhoud. Daarnaast kun je het ook als opdrachtvorm/toetsvorm inzetten voor het evalueren van vaardigheden zoals organisatie, analyse, systematiek en visualisatie.

Een boomdiagram bestaat uit een stam (of hoofdonderwerp) en takken (of subonderwerpen) die van de stam afsplitsen. Je kunt het gebruiken om de structuur van een onderwerp of een concept te visualiseren. Bijvoorbeeld: “Maak een boomdiagram over de evolutie van de aarde, inclusief de verschillende tijdperken en de belangrijkste gebeurtenissen en organismen.”

Een venndiagram bestaat uit cirkels of ovaalvormige gebieden die elkaar overlappen, waarmee de elementen die in meer dan één groep voorkomen worden aangegeven. Bijvoorbeeld: “Maak een venndiagram om de verschillen en overeenkomsten te vergelijken tussen de democratische systemen van de Verenigde Staten en Canada.”

Een schema kan bestaan uit verschillende elementen zoals tekst, afbeeldingen, symbolen, en verbindingslijnen. Er zijn vele soorten schema’s zoals een flowchart, een mindmap, een conceptmap, een tijdlijn, een processchema, een structuurschema. Bijvoorbeeld: “Maak een flowchart van het proces van DNA-replicatie.”

Conceptmaps bestaan uit concepten (voorgesteld als cirkels of vakjes) en verbindingslijnen (of pijlen) die aangeven hoe de concepten met elkaar verbonden zijn. De verbindingslijnen kunnen ook labels bevatten die de relatie tussen de concepten beschrijven. Bijvoorbeeld: “Maak een conceptmap over de oorzaken en gevolgen van de klimaatverandering.”

Meer weten?

Zie ook: Argumentatieschema.

Tools: Google Jamboard.

VU Taxonomie?

Kennisbasis
Opleidingsspecifieke kennis en vaardigheden
Open geest

Welke totale groepsgrootte?

Meer dan driehonderd
Meer dan honderd
Tussen vijftig en honderd
Tot vijftig
Tot vijfentwintig

Welke activiteitsgroepsgrootte?

Individueel
Groepsgewijs (2-4 pers)

Conceptmap, boomdiagram, schema, venndiagram, tijdlijn Meer lezen »

3-minutenpaper (one-minute paper, exit-slips)

Bij een 3-minutenpaper vraag je studenten om hun kennis en begrip van een specifiek onderwerp te demonstreren in slechts 3 minuten. Met een 3-minutenpaper kun je studenten uitdagen om snel en efficiënt hun kennis te verzamelen en te organiseren, hoofd- en bijzaken te onderscheiden, de belangrijkste elementen op te schrijven, en kun je hen beoordelen op hun vermogen om kennis snel toe te passen.

Bijvoorbeeld op deze manier:

  1. Stel een duidelijke vraag of geef een onderwerp waarop de studenten moeten reageren, wees hierin zo specifiek mogelijk.
  2. Geef ze 3 minuten de tijd om hun antwoord op te schrijven. Doe dit bijvoorbeeld met behulp van Mentimeter.
  3. Laat studenten antwoorden zelf verzinnen. Raad ze af om gebruik te maken van hun boek of ander hulpbronnen.
  4. Beoordeel de antwoorden op basis van duidelijke criteria, zoals kennis, begrip, duidelijkheid en logica.
  5. Gebruik de resultaten van de 3-minutenpaper als basis voor de terugkoppeling naar de studenten en bespreek de resultaten met hen.

Enkele voorbeelden:

  • Psychologie: “Beschrijf de theorie van de zelfdeterminatie.”
  • Rechten: “Beschrijf de juridische implicaties van discriminatie op de arbeidsplaats.”
  • Economie: “Beschrijf de werking van de Europese Centrale Bank en hoe deze de economie beïnvloedt.”
  • Politieke wetenschappen: “Beschrijf de kenmerken van het neoliberalisme.”

Tip: je kunt ook een 3-minutenpaper gebruiken aan het einde van een les of college om anoniem het algemene kennisniveau van de studenten te evalueren. Of bijvoorbeeld te vragen welke begrippen nog onduidelijk zijn. Zie ook deze Mixed Classroom one-minute paper techniek.

De 3-minutenpaper kun je ook goed online uitvoeren via Zoom of Teams Meeting door bijvoorbeeld Mentimeter in te zetten.

Meer weten?

See also: Exit ticket, Mixed Classroom one-minute paper techniek

Gereedschappen: Mentimeter, Canvas Quizzes.

VU Taxonomie?

Opleidingsspecifieke kennis en vaardigheden
Geschreven communicatie

Welke totale groepsgrootte?

Meer dan driehonderd
Meer dan honderd
Tussen vijftig en honderd
Tot vijftig
Tot vijfentwintig

Welke activiteitsgroepsgrootte?

Individueel

3-minutenpaper (one-minute paper, exit-slips) Meer lezen »

Debat (opdrachtvorm)

Een debat is een discussie waarbij twee of meer partijen argumenten presenteren voor of tegen een bepaald onderwerp. Je kunt het als opdrachtvorm of toets inzetten door je studenten te laten debatteren over een specifiek onderwerp. Je toetst daarbij bijvoorbeeld op hun inhoudelijke kennis, teamwerk, en argumentatie-, communicatie- en luistervaardigheden. De beoordeling kan plaatsvinden op basis van onder meer de inhoud van het argument, de logica, het gebruik van feiten en cijfers en de presentatie. Een debat duurt vaak tussen een half uur en een uur, en wordt met maximaal dertig studenten uitgevoerd. Dit kan zowel op locatie als blended en online.

Voorbeelden van onderwerpen voor een debat:

  • De invloed van sociale media op de politiek;
  • Het belang van diversiteit en inclusiviteit in de arbeidsmarkt;
  • De toekomst van energie en duurzaamheid;
  • Privacy vs. nationale veiligheid: waar ligt de juiste balans?
  • De gevolgen van klimaatverandering voor de mensheid;
  • De mogelijkheid en noodzaak van een universeel basisinkomen;
  • De impact van globalisering op arbeidsomstandigheden en de economie;
  • Het recht op vrijheid van meningsuiting vs. het recht op bescherming tegen haatdragende uitspraken;
  • De toekomst van de gezondheidszorg en het belang van preventie;
  • De toekomst van kunstmatige intelligentie en de ethische implicaties.

Tip: om een debat uit te lokken, kun je het beste aan elk van deze onderwerpen een uitspraak of stelling koppelen die wat polariserend of controversieel is, zodat het sterke meningen uitlokt en een goede aanleiding vormt voor een debat.

Als je een debat wil inzetten als toetsvorm, kun je de volgende stappen doorlopen:

  1. Bedenk welke leerdoelen je wil bereiken met het debat, en hoe je dit met deze vorm bereikt, en hoe je de studenten daarop beoordeelt. Stel bijvoorbeeld criteria op rond zowel de kennis en inhoud van de geleerde stof, als communicatievaardigheden zoals helder communiceren en argumenteren.
  2. Bedenk de te bespreken stellingen. Zorg ervoor dat deze stellingen meningen oproepen.
  3. Instrueer de studenten over het debat, hoe ze zich kunnen voorbereiden en waar ze op beoordeeld worden.
  4. Peil de meningen onder de studenten en deel ze in in groepen met verschillende perspectieven. Wijs de studenten bijvoorbeeld toe aan de tegenovergestelde kant van hun eigen mening.
  5. Geef de studenten ruim de tijd om het debat voor te bereiden. Laat ze bijvoorbeeld een conceptmap maken of argumentieschema van zowel pro’s als con’s.
  6. Wijs eventueel een jury aan die het debat beoordeelt, een winnaar aanwijst en de argumenten samenvat.
  7. Bereid de fysieke of online ruimte voor op het debat.
  8. Beoordeel de studenten op de opgestelde criteria en laat eventueel de peer feedback of het juryoordeel van medestudenten meetellen. Geef gerichte feedback waarmee de studenten hun vaardigheden kunnen verbeteren.

Meer weten?

Zie ook: Mixed Classroom technieken, Argumentatieschema.

VU Taxonomie?

Opleidingsspecifieke kennis en vaardigheden
Open geest
Interpersoonlijke vaardigheden
Gesproken communicatie

Welke totale groepsgrootte?

Meer dan honderd
Tussen vijftig en honderd
Tot vijftig
Tot vijfentwintig

Welke activiteitsgroepsgrootte?

Groepsgewijs (2-4 pers)
Groepsgewijs (5-12 pers)

Debat (opdrachtvorm) Meer lezen »

Scroll naar boven